8 juni 2007

Appeltaart van opa

Mijn opa had in zijn leven de meest uiteenlopende beroepen: fietsenmaker, koster, hoteleigenaar en hij was banketbakker. Dit recept was van hem...

Nodig:
  • 150 gram witte basterdsuiker
  • 150 gram roomboter
  • 300 gram zelfrijzend bakmeel
  • zakje vanillesuiker
  • citroensap
  • snufje zout
  • een kilo goudreinetten
  • paar eetlepels suiker
  • kaneel
  • eigeel

Wat zou mijn opa doen:

Volgens mijn opa was de voorbereiding het allerbelangrijkste om een goeie appeltaart te krijgen. Allereerst kocht hij de beste ingredienten; mooie stevige reinetten, de fijnste basterdsuiker en natuurlijk roomboter. Alle ingredienten moeten op kamertemperatuur zijn, dus haalde hij 's ochtends zijn boter al uit de koelkast en legde de appels klaar.

Hij schilde en sneed de appels altijd zeer zorgvuldig, zorgde ervoor dat de klokhuizen totaal verwijderd waren (want dat vergalde je plezier in het eten van een appeltaart, zo'n hard stuk) en sneed ze in mooie gelijke hapklare blokjes. Die blokjes werden ruim bestrooid met suiker en kaneel en wat citroensap (tegen het verkleuren) en vervolgens werd alles in de koelkast gezet. Terwijl de appelsblokjes in de koelkast stonden, zeefde hij nauwkeurig alle bakmeel en de basterdsuiker zodat alle klontjes weg waren. De boter sneed hij in mooie vierkante klontjes.

Vervolgens mengde hij de boter met de suiker. Natuurlijk met zijn handen (die hij onder de koude kraan, dan waren ze lekker koel, had afgewassen) en wanneer dat allemaal goed vermengd was werden het bakmeel en de vanillesuiker en een snufje zout er beetje voor beetje door gekneed. De grote bal deeg kneedde hij tot het soepel was en vervolgens legde hij die een uurtje in de koelkast onder een vochtige doek om te rusten. Hij ging dan ook even rusten, met een krantje...

Als hij en het deeg uitgerust waren ging hij weer aan de slag: de oven werd aangezet op 170 graden en het bakblik werd er even ingezet, dat was makkelijker invetten. Na het invetten werd het bakblik bestoven met wat meel. De appeltjes werden uit de koelkast gehaald en in een vergiet gedaan om wat uit te lekken.

Van het deeg rolde hij een dikke rol die in drieen werd gedeeld: het eerste stuk rolde hij uit en daar werd de onderplaat van het blik ingedrukt. Vervolgens zette hij de zijkant erop en van het tweede stuk deeg rolde hij een mooie reep waarmee hij zorgvuldig de zijnkant bekleedde. Hij zorgde ervoor dat het mooi aansloot op de onderkant. Van het laatste stuk maakte hij lange repen, allemaal even dik. Hij bestrooide de bodem en de zijkant met wat meel (voor het vocht van de appeltjes) en legde de appeltjes erin, zodat ze een mooie gelijkmatige laag vormden. Vervolgens werden de lange repen kruislings over de appeltjes gelegd, zodat de bovenkant van de taart geheel bedekt was. Met een kwastje streek hij er nog wat eigeel over en uiteindelijk nog wat suiker. En dan ging de taart de oven in.

We moesten dan zo'n 75 minuten wachten, en dat was moeilijk!

Erbij:

Gewoon met niks, of met verse slagroom (die opa maakte in zo'n spuitbus met een patroon).

Geen opmerkingen: